Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 wordt een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de onbebouwde bouwgronden en kavels die voorkomen in het gemeentelijk register van onbebouwde percelen.
Voorwaarden
1° Kavels: de in een omgevingsvergunning van een niet vervallen verkaveling afgebakende percelen bestemd voor het oprichten van woningen
2° Bouwgronden: gronden, met uitsluiting van kavels, die palen aan een voldoende uitgeruste weg in de zin van artikel 4.3.5 VCRO en minstens gedeeltelijk gelegen zijn in een woongebied in de ruime zin of in een woonuitbreidingsgebied dat reeds voor bebouwing in aanmerking komt blijkens een principiële beslissing of op grond van artikel 5.6.6 VCRO;
3° Onbebouwd: beantwoordend aan de criteria voor opname in het register van onbebouwde percelen, gesteld bij en krachtens artikel 5.6.1 VCRO;
4° Een kavel of bouwgrond wordt als bebouwd aanzien wanneer de oprichting van een woning erop is aangevat op 1 januari van het aanslagjaar, overeenkomstig een stedenbouwkundige vergunning. Het optrekken van een gebouw dat niet strookt met de voor het hoofdgebouw voorgeschreven stedenbouwkundige voorschriften volstaat niet om het perceel als bebouwd te beschouwen.
5° Register van onbebouwde percelen: het register, vermeld in artikel 5.6.1 VCRO;
6° Sociale woonorganisatie: een organisatie, vermeld in artikel 2, §1, eerste lid, 26° Vlaamse Wooncode;
7° Onder voldoende uitrusting wordt verstaan: een met duurzame materialen verharde weg, voorzien van de nodige nutsleidingen (bv. elektriciteit, waterleiding en telefoon).
8° Onder bouwdiepte van een kavel wordt verstaan: de afstand tussen de bouwlijn en de achterkavelgrens, gemeten loodrecht op de bouwlijn. Voor hoekkavels komt de grootste bouwdiepte in aanmerking.
Procedure
Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de 3de werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Kostprijs
§1. Het bedrag wordt vastgesteld op 15,00 EUR per strekkende meter langs de rooilijn.
§2. De belastbare lengte wordt steeds in volle meter uitgedrukt. Elk gedeelte van een meter wordt aangerekend als volle meter.
Voor kavels wordt de lengte genomen van het verkavelingsplan. De delen langs de rooilijn waar de bouwdiepte van de kavel minder dan 15 m bedraagt, worden niet meegeteld.
Voor bouwgronden is de lengte gebaseerd op een plan opgesteld door een landmeter.
Wanneer deze plannen niet beschikbaar zijn, bepaalt de gemeente de lengte op basis van de haar gekende gegevens (bvb. GIS).
De lengte van percelen bouwgrond die dezelfde eigendomsstructuur hebben, wordt samengeteld om de belastbare lengte te kennen.
Indien een perceel paalt aan twee of meer straten zal de grootste perceellengte langsheen één van die straten als berekeningsgrondslag in aanmerking komen. Indien het een hoekperceel betreft, wordt de langste perceellengte evenwijdig met de openbare weg in aanmerking genomen, vermeerderd met de helft van de afgesneden of afgeronde hoek.
§3. De minimale aanslag bedraagt 250 EUR per kavel of bouwgrond.
Uitzonderingen
§1. Enkel de vrijstellingen en ontheffingen opgenomen in dit artikel zijn van toepassing in de gemeente.
§2. Van de activeringsheffing op niet-bebouwde kavels zijn vrijgesteld:
1° De eigenaars van één enkele kavel bij uitsluiting van enig ander onroerend goed. Deze vrijstelling geldt gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. Deze vrijstelling kan bekomen worden door het afleveren van een attest van het lokale kantoor Rechtszekerheid waarin wordt bevestigd dat de eigenaar op 1 januari van het aanslagjaar slechts eigenaar is van één enkel onbebouwde grond bij uitsluiting van enig ander onroerende goed, al dan niet bebouwd, in België of in het buitenland;
2° De gemeente Langemark-Poelkapelle, de West-Vlaamse Intercommunale, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de door haar erkende sociale huisvestingsmaatschappijen;
3° De verkavelaars, indien de omgevingsvergunning geen werken omvat, en dit gedurende het jaar dat volgt op het jaar waarin de omgevingsvergunning werd toegekend;
4° De verkavelaars, indien de omgevingsvergunning werken omvat, en dit gedurende het jaar dat volgt op het jaar waarin het attest, bedoeld in artikel 4.2.16, §2 VCRO, werd toegekend; bedoeld wordt het attest van het college van Burgemeester en Schepenen waaruit blijkt dat alle in de omgevingsvergunning opgelegde voorwaarden en lasten zijn uitgevoerd of gewaarborgd zijn door de storting van een afdoende financiële waarborg of een door een bankinstelling op onherroepelijke wijze verleende afdoende financiële waarborg;
5° De ouders met kinderen ten laste, beperkt tot één onbebouwde kavel per kind ten laste. Ook deze vrijstelling geldt alleen maar gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. Deze vrijstelling kan men bekomen met een attest van gezinssamenstelling of met een attest van het kinderbijslagfonds.
§3. Van de activeringsheffing op niet-bebouwde bouwgronden zijn vrijgesteld:
1° De eigenaars van één enkel onbebouwde bouwgrond bij uitsluiting van enig ander onroerend goed. Deze vrijstelling geldt alleen maar gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. Deze vrijstelling kan bekomen worden door het afleveren van een attest van het lokale kantoor Rechtszekerheid waarin wordt bevestigd dat de eigenaar op 1 januari van het dienstjaar slechts eigenaar is van één enkel onbebouwde grond bij uitsluiting van enig ander onroerende goed, al dan niet bebouwd, in België of in het buitenland;
2° De gemeente Langemark-Poelkapelle, de West-Vlaamse Intercommunale, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de door haar erkende sociale huisvestingsmaatschappijen;
3° De ouders met kinderen ten laste, beperkt tot één onbebouwde bouwgrond per kind ten laste. Deze vrijstelling geldt alleen maar gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. Deze vrijstelling kan men bekomen, met een attest van gezinssamenstelling of met een attest van het kinderbijslagfonds;
4° De eigenaars van bouwgronden waarop krachtens een overheidsbeslissing niet mag worden gebouwd;
5° De eigenaars van gronden die niet kunnen bebouwd worden door de vorm van de grond, de beperkte omvang ervan, de watertoets, of omwille van erfdienstbaarheden van openbaar nut;
§4. De vrijstellingen uit §3 worden gegeven als de bouwgrond langs de rooilijn niet breder is dan 20 m. Is de bouwgrond langs de rooilijn breder dan 20 m, dan geldt de vrijstelling enkel voor de eerste 10 m van de rooilijn en is de activeringsheffing verschuldigd voor de rest van de perceelsbreedte waarbij geen minimumheffing verschuldigd is.
Voor wie
§1. De activeringsheffing is verschuldigd door de persoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van de bouwgrond of kavel. Indien er een recht van opstal of erfpacht bestaat, is de activeringsheffing verschuldigd door de erfpachter of de opstalhouder.
§2. Zo er meerdere belastingplichtigen zijn, zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde activeringsheffing.
§3. In geval van eigendomsoverdracht onder levenden is de nieuwe eigenaar de belasting verschuldigd met ingang van 1 januari volgend op de datum van de authentieke akte die hem het eigendom toekent. Er zal geen rekening gehouden worden met de tussen partijen gesloten overeenkomst.
§4 De eigenaar is verplicht aangifte te doen van de eigendomsoverdracht vóór 1 januari van het jaar volgend op de eigendomsoverdracht, en dit met opgave van de datum van de akte en de nauwkeurige aanduiding van de identiteit van de nieuwe eigenaar en van het betrokken perceel.