Net zoals er talrijk verspreide Britse begraafplaatsen zijn (kort na de oorlog waren er veel meer dan nu) waren er na de oorlog heel wat Duitse begraafplaatsen.
In Sint-Juliaan (de Duitsers gebruikten St. Julien op hun kaarten) alleen al had je er 10:
St. Julien West (N° 105) gelegen aan de Bruine Broekstraat (Blatezak)
Ehrenfriedhof ST. Julien (N° 166) gelegen op de Brugseweg aan de rechterkant richting Poelkapelle, net bij het burgerlijk kerkhof
St. Julien Neuer Friedhof (N° 181) vermoedelijk in de buurt van de kerk
St. Julien -Ehrenteil auf dem Gemeindefriedhof gelegen op het kerkhof achter de kerk
St. Julien Höhe 29.55 gelegen 300 meter ten noorden van T-Kruispunt Sint-Juliaanstraat en Onze Lieve Vrouwstraat
St. Julien Ost gelegen bij Sebastopol, links van de Zonnebekestraat richting Langemark
St. Julien – Van Heule Ferm, tussen Brugseweg en Peperstraat
St. Julien -Militärfriedhof beim Wasserschloss (gelegen tussen de Wijngaardstraat en Mousetrapfarm (Hoge Ziekenweg Ieper)
St. Julien – Geländegräber im Orstbezirk, veldgraven gelegen langs de Brugseweg en Wijngaardstraat
en St.Julien Fortuin, Geländergräber beim Prinzenhof. Veldgraven gelegen tussen Sint-Juliaan en deze Fortuinhoek.
Vandaag zijn alle slachtoffers aan Duitse zijde (met uitzondering van een enkele op Britse begraafplaatsen) ondergebracht op vijf begraafplaatsen : In Zeebrugge, Menen, Vladslo, Hooglede en Langemark.
Op de begraafplaats van Langemark, in de erehall staat het volgende citaat gebeiteld: “ Deutschland muss leben und wenn wir sterven müssen” van Heinrich Lersch. Het citaat lokte vooral na de Tweede Wereldoorlog bij bezoekers soms heftige discussies uit. Daarom werd een oplossing gezocht. Het bestuur van de Volksbund besliste dat het citaat in de erehall zou blijven, omdat het een tijdsgebonden uiting was van nationaal gevoel bij veel Duitsers, maar dat de naam van de auteur met het jaartal 1914 zou toegevoegd worden. Zo staat die zin in een historisch context.
Heinrich Lersch is ook de schrijver van dit gedicht. Hij wordt geboren in Mönchengladbach. Nadat hij van zijn vader het vak van ketelmaker had geleerd, ging Lersch op ontdekking en werkte hij in verschillende Duitse steden.
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, bood Lersch zich aan als oorlogsvrijwilliger. Het hierboven beschreven citaat in zijn gedicht 'Soldatenabscheid’ maakte hem in 1914 bekend als oorlogsdichter. In 1915 stopt de oorlog voor hem. Hij runt daarna de ketelwinkel van zijn vader tot 1924 en gaf die vervolgens op vanwege een longziekte. Als gevolg van zijn ziekte waren er verschillende recreatieve verblijven in het buitenland.
Aan het begin van het nationaal-socialistische tijdperk , in mei 1933, werd hij benoemd tot lid van de Pruisische Academie voor de Kunsten. In oktober 1933 was hij een van de 88 Duitse schrijvers die de belofte van trouw aan Adolf Hitler ondertekenden. In augustus 1935 trad Lersch toe tot de NSDAP. Een jaar later sterft hij aan longontsteking, gecombineerd met pleuritis.
Bron : De Duitse begraafplaats in Langemark – Horst Howe, Robert Missinne, Roger Verbeke