Onder de zoden

Onder de zoden: op de vlucht begraven en vergeten

artikel door Aurel Sercu

Tijdens deze 100-jarige herdenking is blijkbaar – en terecht – de aandacht voor wat de burgerbevolking te lijden had, steeds meer toegenomen. Wij, de huidige generaties, verwend door luxe en comfort, kunnen ons amper inbeelden wat onze voorouders – vooral die op de vlucht – meegemaakt hebben.

In dit artikel hebben we het over 26 gevluchte inwoners van Langemark, Poelkapelle, Bikschote en Sint-Juliaan, die ergens in Noord-Frankrijk onder de zoden liggen, samen met nog ongeveer 570 andere vluchtelingen, bijna allemaal uit de Westhoek. “Onder de zoden”? Een ietwat oneerbiedige formulering. Maar het is dan ook in de letterlijke betekenis van het woord: de zoden van een weide. En er al bijna 100 jaar vergeten zijn. Al komt daar nu gelukkig wel verandering in.

Noodkreet 

Eind augustus 2014 werd ik attent gemaakt op een websiteartikel. Ik las, en bleef lezen. Vol ongeloof. Het was een oproep van een Franse dame uit Boulogne i.v.m. een 'weide' in Neuville-sous-Montreuil, vlak bij Montreuil-sur-Mer, 30 km ten zuiden van Boulogne. Haar klacht: in dit kleine dorpje (een goeie 700 inwoners) liggen in een weide zowat 600 vluchtelingen uit de streek van Ieper, Poperinge en Veurne. Of beter: ze zijn er, maar er is totaal niets dat op hun aanwezigheid wijst. Alle bovengrondse tekenen van de graven zijn in de jaren 1950 verdwenen, om plaats te maken voor weidegras en koeien. En sindsdien is die begraafplaats helemáál vergeten.

Het onderzoek van Mevrouw Annick Lefranc en haar echtgenoot Gérard Lefranc was ongeveer een jaar voordien begonnen. Tot 2011 was ze gids in de nabijgelegen Chartreuse, een voormalig kartuizerklooster. Daar kreeg ze van Vlaamse bezoekers vragen te horen i.v.m. een (over)grootvader of -moeder, of een oudtante of -nonkel die er tijdens de Grote Oorlog als vluchteling verbleven, en er overleden. Vragen die ze amper kon beantwoorden. Later ontdekte ze in de de archieven van Neuville dat in een weide op enkele honderden meter van de Chartreuse 600 overleden vluchtelingen, uit de periode april 1915 tot april 1919, inderdaad begraven liggen. Vergeten ...

De lijst met namen, leeftijd en geboorteplaats staat integraal op het internet. (URL op het einde van dit artikel.) Zoeken met “Ypres” en “Poperinghe” leverde meteen tientallen namen op. Intussen hebben we de spelfouten in de lijst gecorrigeerd (nog niet op de webpage zelf). De noodkreet van Annick et Gérard Lefranc op deze webpage, Qui sauvera le cimetière des réfugiés belges de Neuville-sous-Montreuil ?, vonden wij wel een antwoordje waard, en na wat heen-en-weer-gemail vonden we het tijd om ons even met eigen ogen van de toestand te gaan vergewissen.

Op 20 september 2014 trokken we, met twee vrienden-heemkundigen, naar die 'onzichtbare' begraafplaats, een goeie 100 km zuidwestwaarts. We hadden er afgesproken met Annick en Gérard Lefranc, en werden er ook verwelkomd door burgemeester Daniel Bourdelle.

 

We legden er bloemen neer bij de kerk van Neuville, en gingen kijken naar de 'begraafplaatsweide', privé-eigendom. We namen foto's, luisterden naar de uitleg van Annick en Gérard Lefranc. Bijna in ongeloof. Dat zoiets mogelijk was ? We waren het roerend eens: er moest 'iets' gebeuren. Onder welke vorm, dat zal in de toekomst blijken. Want als het nù niet gebeurt, bij de 100-jarige herdenking van de Grote Oorlog, wanneer dan wel?... Een monument(je), een herdenkingskruis, met vermelding van de namen van de 600 vluchtelingen die er begraven liggen ? Volgens mij persoonlijk zou dat laatste toch ter plaatse toegankelijk en raadpleegbaar gemaakt moeten worden voor individuele bezoekers. Of op het internet, in een databank ? We weten overigens al dat een tiental geïnteresseerden de voorbije maanden ter plaatse geweest zijn, geboeid door dat stuk haast tastbare familiegeschiedenis, van familieleden voor wie de vlucht uiteindelijk eindigde in een 'weide', in de schaduw van de Chartreuse.

Westhoekers

Terug thuis gingen we met nog méér enthousiasme aan het werk. Van Annick Lefranc kregen we digitaal alle overlijdensakten, 600, een schat van informatie, hoe onvolledig en foutenrijk ook. Vooral de woonplaatsen van de overledenen intrigeerden ons. Die zijn immers interessanter dan de geboorteplaats, omdat de woonplaats een beter geografisch beeld geeft van de vlucht vanaf april 1915.

De 600 overledenen in de Chartreuse bleken afkomstig van 127 gemeenten. Meteen viel het hoog aantal Westhoekgemeenten op. Als we als de Westhoek beschouwen: de dorpen en steden ten westen van de lijn Nieuwpoort – Diksmuide – Ieper – Menen, en ook de gemeenten juist ten oosten van die lijn, er heel dicht bij, en ook de dorpen die net over de Franse grens liggen, dan zijn dat er 99 van de 127. En de niet-Westhoekgemeenten zijn dan bijna altijd met slechts 1 of 2 Charteuse-overledenen vertegenwoordigd. Goed mogelijk trouwens dat dié vluchtelingen eigenlijk ook vanuit de Westhoek op de vlucht sloegen. Eigenlijk kan gesteld worden dat meer dan 550 van de 600 Chartreuse-overledenen Westhoekers waren, meer dan 90%, en dat zeer waarschijnlijk veel van de overige 10% ook bindingen hadden met de Westhoek, of er al naartoe gevlucht waren in een vroegere fase van de oorlog.

Als we een ranglijst opstellen van de 30 gemeenten met het hoogst aantal vluchtelingen, dan ziet die er als volgt uit :

 gemeenteaantal gemeenteaantal gemeenteaantal

1.

Poperinge

58

 Reninge

11

 Vlamertinge

8

2.

Veurne

34

12.

Oostduinkerke

10

 Westouter

8

3.

Ieper

29

13.

Brielen

9

 Wijtschate

8

4.

Diksmuide

20

 Lo

9

 Woesten

8

5.

Nieuwpoort

15

15.

Boezinge

8

25.

Dikkebus

7

6.

Koksijde

15

 Houtem (Veurne)

8

 Dranouter

7

7.

Alveringem

14

 Kemmel

8

 Loker

7

8.

Reningelst

13

 Langemark

8

 Moorslede

7

9.

Oostvleteren

12

 Nieuwkapelle

8

 Proven

7

10.

Pervijze

11

 Passendale

8

 Staden

7

De Chartreuse

Maar eerst even wat uitleg bij de locatie zelf. Een chartreuse is een abdij van de orde van de Kartuizers. De abdij in Neuville werd gesticht in 1324. Bij de Franse Revolutie werd ze aangeslagen, als nationaal goed, en raakte in verval. Deze abdij Notre Dame des Prés werd in 1870 overgedragen aan de orde van de Kartuizers en heropgebouwd tot het complex zoals we het nu kunnen zien. Toen de gebouwen vanaf 1915 dienst deden als hôpital belge waren de monniken er al niet meer: in 1901 had de wet op de scheiding tussen kerk en staat hen verplicht uit te wijken, naar Engeland. De gebouwen verloren hun religieuze functie en werden geleidelijk aan een opvangcentrum voor verschoppelingen. In 1907 was de Chartreuse een sanatorium geworden. Bij het begin van de oorlog werd het een Frans militair hospitaal, maar al kort daarop installeerde er zich dus een hôpital civil belge. (Het was zeer waarschijnlijk voor een deel ook een militair hospitaal voor Belgische soldaten, een centre de reconvalescence.)

Vele honderden vluchtelingen uit de Westhoek trokken richting Frankrijk toen de Duitse troepen bij de IJzerslag en de Eerste Slag om Ieper de Westhoek naderden, en nog meer bij de Tweede Slag om Ieper, toen de Duitsers op 22 april 1915 met chloorgas over een frontlijn van Steenstrate tot halfweg Langemark – Poelkapelle een doorbraak wilden forceren. In de dagen voordien hadden de Duitsers hun zwaar geschut van Dikke Bertha en Lange Max in stelling gebracht, wat voor de nodige paniek zorgde, ook nabij Poperinge. Bijna al wie in Ieper nog achtergebleven was, sloeg op de vlucht. En de weinige Ieperlingen die toch nog bleven schuilen in kelders, werden op 9 mei door de Britten verplicht geëvacueerd. Hetzelfde gold voor de burgerbevolking in de naburige dorpen die in de nieuwe frontlijn kwamen te liggen. Het was in die periode dat de Chartreuse haar deuren opende voor vluchtende Westhoekers.

De overname van een deel van het complex als Belgisch hospitaal gebeurde op 20 april 1915. Zowat 3000 Belgen zouden er verbleven hebben: hele gezinnen, religieuzen, wezen, soldaten, ... Andere cijfers liggen zelfs beduidend hoger. Er zouden in de Chartreuse ook ongeveer 1200 militairen verzorgd worden, vooral herstellend van een tyfusbesmetting. Het hospitaal werd officieel gesloten op 11 februari 1919. Te oordelen naar de overlijdensakten in de archieven van Neuville verbleven er echter nog burgers tot eind april 1919. Na 20 april 1919 werden er geen sterfgevallen meer geregistreerd.

Het Belgisch hospitaal was a.h.w. een klein dorp. Gemiddeld verbleven er 700 tot 1000 personen. De Belgische regering was er vertegenwoordigd in de persoon van Directeur Jonlet, en het bestuur werd verzekerd door Abbé Plouvier, een Vlaams aalmoezenier (°Kemmel, 1870 en schooldirecteur in Diksmuide 1909-1914). Er waren dokters en verpleegsters, en werklieden namen logistieke taken op zich. Alles samen waren er een honderdtal mensen personeel. Er was een eigen bakker, klompenmaker, schrijnwerker, kruidenier, naaiatelier. De vluchtelingen zelf staken ook de handen uit de mouwen: de gebouwen onderhouden, het land bewerken,… En de kloosterzusters gaven er (huishoud)onderwijs aan de vrouwen. Er was ook een colonie scolaire, een van de belangrijkste Belgische schoolkolonies in WO I. En er waren geboortes, plechtige communies. En … ook sterfgevallen. Honderden ...

Zeshonderd

Liggen er precies 600 vluchtelingen begraven? Niet echt. Het aantal overlijdensakten in Neuville waarover we beschikken, bedraagt precies 600. Eén ervan verbleef echter niet in de Chartreuse, maar woonde in Neuville, wel als refugié belge. Misschien werd hij niet in de weide begraven. Alle andere 599 worden geregistreerd als Belge hospitalisé(e). We mogen ook niet vergeten dat het niet helemaal uitgesloten kan worden dat er na de oorlog misschien ook enkele stoffelijke overschotten teruggebracht werden naar België. Voor zover we tot op heden nagegaan hebben, overleden er in de Chartreuse 10 Belgische soldaten. Al wordt dat niet altijd op de overlijdensakte vermeld. Elders (in België) werd een groot aantal soldaten na de oorlog gerepatrieerd, d.w.z. teruggebracht naar de begraafplaats van hun dorp of stad, eventueel naar het familiegraf, of naar een Belgische Militaire Begraafplaats. Van de 10 soldaten overleden in de Chartreuse werden er zeker 5 na de oorlog opgegraven en overgebracht naar een Belgische militaire begraafplaats (3 naar De Panne, 1 naar Adinkerke, en 1 naar zijn geboortedorp 's Gravenbrakel). De 5 andere militairen werden zeer waarschijnlijk niet gerepatrieerd. Dit zou betekenen dat er in de weide 595 of 594 personen begraven liggen.

De vraag moet echter gesteld worden of er ook burgers gerepatrieerd werden na de oorlog. De kans is zeer klein. Van één geval (Alfons Joye, Ploegsteert) is er twijfel dat hij misschien in Wulvergem in een familiegraf herbegraven werd. Van de vele anderen is er niets dat erop wijst dat ze opgegraven werden en herbegraven in België. En dat is ook begrijpelijk. De nabestaanden wisten na de dood van hun familielid, wat ze pas na de oorlog vernamen of vermoedden, amper waar ze overleden waren. Ze hadden ook niet de financiële middelen niet om ernaartoe te trekken. Dat diende immers op eigen kosten te gebeuren. En een reis naar Neuville-sous-Montreui, meer dan 100 km, of in andere gevallen naar het diepe zuiden van Frankrijk, zat er echt niet in. Zij hadden in de meeste gevallen ook wel andere zorgen: in de verwoeste gewesten een nieuw bestaan opbouwen.

Waar hun familielid begraven was in het verre Frankrijk, wisten de nabestaanden zelfs amper of niet. Zo is er tijdens de onderzoekingen naar de individuele overledenen het verhaal opgedoken van een meisje, Anna Legrand, 5 jaar (+27 april 1915). Na lang zoeken kwamen we terecht bij haar broer, Jerome Legrand (gehucht Westhoek in Zonnebeke), geboren 11 jaar na de dood van zijn zusje. Wat bleek ? Kleine Anna werd zwaar gewond toen ze met haar vader in de Steenstraat in Elverdinge stond te kijken naar de beschieting van de kerk van Boezinge door de Duitse artillerie, waarschijnlijk midden april 1915, of kort erna. De ouders fietsten daags nadat kleine Anna zwaar gewond was vanuit Elverdinge naar Poperinge, om daar te vernemen dat hun dochtertje op de trein naar Frankrijk vertrokken was, voor verdere medische zorgen. Ze hebben haar nooit meer teruggezien... Het arme kind was trouwens bij aankomst in de Chartreuse op de trein overleden. Haar broer: “Onze ouders hebben alleen geweten dat Anna ergens bij Boulogne begraven werd ...” Een heel schrijnend verhaal.

Tyfus en Spaanse griep

De gemiddelde leeftijd van overlijden van de 600 hebben we niet berekend, maar die moet neerkomen op ongeveer 55 jaar of iets meer. Maar dat cijfer stemt niet echt overeen met de werkelijkheid. Ook al omdat de leeftijd van de overledenen in het begin (1915-16) een stuk lager lag (onder de 50 jaar) dan in 1917-1919 (65 jaar en ouder). Een blik op de lijst zoals in het website-artikel, waarvan de URL op het einde van dit artikel, leert de relatief hoge leeftijd: erg veel 'bejaarden', en veel 70-plussers. Bij de 80-plussers tellen we er 130 (21%), en bij de 90-plussers 16 (12%). Pijnlijker is de vaststelling dat er onder de overledenen veel kinderen zijn. In de leeftijdsgroep 15 jaar en jonger tellen we er 71 (12%). Daarvan zijn er zelfs 14 jonger dan 1 jaar. Onder hen twee van 3 maanden, twee van 2 maanden, één van 1 maand, en ook één van 15 dagen (woonplaats van de moeder Nieuwkapelle). Er waren ook twee doodgeborenen.

De verhouding mannelijke tgo. vrouwelijke overledenen is resp. 49% en 51%. Het aandeel van de mannelijke en vrouwelijke vluchtelingen in de Chartreuse moet dus even groot geweest zijn. Interessant is de frequentie van overlijdens. De 600 overlijdens zijn gespreid over een periode van 48 maanden (eind april 1915 tot april 1919). Dat is een gemiddelde van 12 per maand (of 1 overlijden om de 2 à 3 dagen). Maar er waren duidelijk piekmaanden. De maanden dat er 15 of meer overlijdens per maand te noteren waren (meer dan één om de 2 dagen), zijn:

1915 : mei (16), maar ook in juli, sept. en dec. waren de overlijdens talrijk (telkens 14)

1916 : februari (15), maart (18)

1917 : juli (15), okt. (18), dec. (20)

1918 : april (16), mei (26), juni (22), juli (26), aug. (23), nov. (18), dec. (18)

1919 : jan. (19), febr. (16)

In de piekmaanden mei en juli 1918, met telkens 26 sterfgevallen, was er dus gemiddeld per dag (bijna) 1 sterfgeval.

We kunnen de cijfers ook bekijken per dag. We tellen 9 dagen van 3 sterfgevallen, en 2 van 4 sterfgevallen (16 jan. 1916 en 8 okt. 1917). Het is begrijpelijk dat het deze dagen zeer 'druk' was in de Chartreuse. Want veel sterfgevallen betekent ook veel ernstig zieken om te verzorgen. En ook dat er waarschijnlijk niet echt veel terechtkwam van begrafenisformaliteiten. Waarbij misschien de vraag kan gesteld worden of alle overledenen wel een individueel graf kregen.

Wat ongetwijfeld meespeelde in de relatief hoge aantallen sterfgevallen in bepaalde periodes, en de afwezigheid van formaliteiten, is de oorzaak van de overlijdens. Die wordt in de overlijdensakten niet vermeld, maar is eigenlijk duidelijk. Uiteraard zijn er de natuurlijke overlijdens bij hoge ouderdom. Maar wat zeker in 1918 en de eerste drie maanden van 1919 een rol speelde (gemiddeld bijna 17 overlijdens per maand, d.i. meer dan 2 per dag) is de Spaanse griep (met het besmettingsgevaar!). Die Spaanse griep, de beruchte griep-pandemie van 1918-19, eiste naar schatting wereldwijd 20 à 100 miljoen doden, veel meer dan het totaal aantal doden van W.O. I. Het laatste geregistreerde sterfgeval in de Chartreuse is op 20 april 1919, maar zeer waarschijnlijk zijn na die datum nog andere slachtoffers gevallen onder de vluchtelingen, ook nadat de instelling officieel gesloten was, tijdens of na hun terugkeer naar de heimat.

Wat de relatief hoge sterfcijfers in het eerste volle jaar (van 12 maanden) van het verblijf van de Belgische vluchtelingen in de Chartreuse (gemiddeld 11 per maand, of één om de 3 dagen) kan verklaren, is vooreerst de verzwakte toestand van veel (bejaarde) vluchtelingen. Inderhaast de vlucht moeten nemen zal voor velen een zware gezondheidsbelasting geweest zijn. En wat heel zeker ook de hoge cijfers kan verklaren is de tyfus. Die woedde in onze streek vanaf eind december 1914, en sloeg vooral toe in het voorjaar van 1915. Een aantal vluchtelingen was ziek toen ze veiliger oorden moesten opzoeken, en kwam verzwakt in de Chartreuse toe.

 

Groot-Langemark

Hierna volgen de vluchtelingen uit Langemark (8), Poelkapelle (2), Bikschote (4) en Sint-Juliaan (1) die overleden in de Chartreuse en wier stoffelijk overschot nog steeds in de 'vergeten begraafplaats' op enkele honderden meter daarvandaan ligt. Van elk hebben we familiekundig (dus: niet over hun verblijf zelf) in een aantal gevallen iets meer genealogische gegevens dan hier getoond zijn. Die kunnen bekomen worden bij ondergetekende, alsook de overlijdensakte.

Van elk geven we in de meeste gevallen familie- en voornaam, overlijdensdatum, geboorteplaats en -datum, naam en geboorteplaats en -jaar van de echtgeno(o)t(e) indien gehuwd of weduwe / weduwnaar, namen van de ouders en hun geboorteplaats en -jaar voor zover achterhaald.

Langemark

Bintein Henri – +24/04/1918 – °Passendale, 23-07-1857 – zoon van Charles Bintein & Degryse Rosalie (Rosa) – weduwnaar van Alice (Alixia) Demeerseman (°Langemark, 30-04-1878).

Depoorter Pharailde – +8/03/1916 – °Langemark, 05-03-1883 – dochter van Henri (of Augustus) en Idalie Sarrazyn (Sarrazin) – echtg. van Staelens Alois – zoontje Camille Staelens (°Langemark, 28-06-1909) kwam op 20-07-1915 aan in de Chartreuse. De vader verbleef bij Henri Dekervel in Poperinge, en de moeder was eind 1916 reeds overleden.

Desodt (Desot) Louis (Joseph) – +9/01/1918 – °Langemark (of Merkem), 21-09-1833 – zoon van Pierre (Petrus, Pieter) & Vandamme Marie Thérèse – echtgenoot van Amelie Claeys (°Langemark 03-08-1840) – eerste huwelijk Sophia Vandenbussche (+1863).

Hoorelbeke Stephanie – +23/05/1915 – °Langemark, 03-02-1890 – dochter van Heron (of Henricus ?) Hoorelbeke (°Langemark, 26-07-1845) en Pelagie Storme (°Passendale, 19-06-1848) – ongehuwd.

Huyghebaert Amelie Rosalie – +05/08/1918 – °Langemark, 31-01-1841 – dochter van Pierre (Petrus) Huyghebaert (+Langemark, 13-12-1849) en Marie-Thérèse Boutton (+06-12-1879) – echtgenote van Pierre Verduyn (°Oostnieuwkerke, 25-02, 1842, zoon van Bruno Verduyn en Anna Theresia Muylle).

Myngheer Alphonse – +26/02/1916 – °Zuidschote, 29-03-1869 – zoon van Amand Myngheer (°Zuidschote) en Clemence Bouton (°Langemark) – echtgenoot van Baelen Marie (Emilie) (°Zonnebeke, 20 of 21-01-1872 +Menen, 27-06-1960, dochter van Alois Baelen en Octavia Vermeersch. Marie Baelen werkte in de Chartreuse in de keuken.

Vanisacker Pauline – +20/02/1918 – °Langemark, 25-07-1834 – dochter van Marinus Vanisacker & Debrabander(e) Therese – weduwe van Nuytten (?) Pierre (°Beselare, 02-02-1830), zoon van Bernardus Nuytten en Sophia Verstraete.

Vanstaen Virginie – +19/02/1919 – °Langemark, 30-10-1835 – dochter van Pierre (Petrus) en Joanna Theresia Delthour – weduwe van Auguste Dekeyrel (Dekeirle) (°Bikschote, 29-05-1830, zoon van Engel Dekeirle (+Langemark, 24-06-1856) en Sidonia Gesquiere).

Poelkapelle

Geldhof Philomene – +17/11/1916 – °Staden, 20-05-1841 – woonplaats Poelkapelle of Staden ? – dochter van Joannes Geldhof (+Staden, 26-07-1845) en Marie-Thérèse Masure (Mazeure) – weduwe van Dochy Franciscus (°Passendale, 18-07-1845, zoon van Petrus Dochy (+22-09-1859) en Rosalia Degryse (+20-03-1847))

Vanderhaeghe Auguste – +23/01/1917 – °Wingene, 26 (of 28)-08-1849 – priester wonende in Poelkapelle – zoon van Pierre Vanderhaeghe (°Zwevezele) & Rosalia De Rycke (°Tielt) – verbleef in de Chartreuse vanaf mei 1916 tot aan zijn overlijden 9 maanden later.

Bikschote

Lan(n)oye Louise – +22/11/1916 – °Merkem, 30-05-1850 – wonende in Bikschote – dochter van Francois Lanoye & (W)ostyn Anna – wed. van Leo(nardus) Dumortier (°Bikschote, 25-04-1848, zoon van Reginaldus Dumortier (+Bikschote, 05-12-1873) en van Isabella Sesier).

Moerman Michel – +17/03/1918 – °Bikschote, 27/09/1904 – zoon van Alberic Moerman (°Noordschote, 18-08-1877) en D'Hooghe Palma (°Reninge, 05-07-1882) – deze ouders woonden vanaf 04-07-1921 in Noordschote – Michel Moerman kwam aan in de Chartreuse op 04-02-1916 – ouders verbleven toen in Pollinkhove.

Obyn Euphrasie – +12/01/1916 – °Merkem, 24-10-1861 of 13-03-1861 – dochter van Joseph Obyn (°Merkem) & Maes Francisca (°Klerken) – een broer Joseph Obyn (°Bikschote, 15-03-1886).

Willemyns Eugenie – +26/09/1915 – °Bikschote, 22-06-1855 – dochter van Leonard Willemyns (bakker, °Langemark, 17-03-1823) en Herman Eulalie (°Bikschote, 07-05-1832, dochter van Pieter Herman en Marie Therese Dewilde).

Sint-Juliaan

Pauwelyn Catherine – +20-10-1915 – °Sint-Jan, 26-10-1836 – dochter van Joannes Pauwelyn (+Langemark, 15-08-1864) en Marie Therese Ber(re)voet – gehuwd in 1865 in Sint-Jan met Engel (of Albert) Dubois (°Langemark, 1836), zoon van Josephus Dubois en Catharina Herreman.

Dit zijn dus 15 personen (nog) begraven in de 'Vergeten Begraafplaats' in de weide die woonden in Langemark, Poelkapelle, Bikschote en Sint-Juliaan. Hierna volgen nog 11 personen geboren in deze gemeenten, maar die er bij het uitbreken van de oorlog niet meer woonden.

Claerbout Julie – +12/08/1915 – °Langemark, 03-09-1842 – wonende Boezinge – dochter van Pieter Claerebout en Anna Vandevyvere – weduwe van Charles Durnez.

Lava Marie Idalie – +05/06/1915 – °Langemark, 28-03-1853 – wonende in Boezinge – dochter van Petrus Lava en Anthalia Platteeuw – weduwe van Constantin Volckaert en later Aloysius Depuydt.

Bourdeau(x) Melanie – +06/07/1918 – °Langemark, 31-07-1834 – wonende in Boezinge – dochter van Jean (Joannes) Bourdeau(x) en Amelie Pincket – weduwe van Petrus Vieren.

Notredame Charles – +01/08/1918 – °Langemark, 31-08-1841 – wonende in Dranouter – zoon van Jean Notredame en Jo(h)anna Deschepper – – weduwnaar van Maria Theresia Hoornaert en van Philomena Becarren.

Landtsheere Alfred – +03/05/1915 – °Langemark, 01-11-1857 – wonende in Ieper – zoon van Leopold Landtsheere en van Pelagia Velle – echtgenoot van Romania Decan (Descamps).

Lanoye Georges – +15/02/1916 – wonende in Ieper – °Langemark, 17-11-1912 – wonende in Merkem – zoon van Magdalena Lanoye (ongehuwd).

Bogaert Joseph Henri – +in zijn woning in Neuville 13/02/1916 – °Langemark, 31-07-1873 – onduidelijk of hij er verbleef – zoon van Carolus Bogaert en en Regina Merveillie – echtgenoot van Irma Dejonckheere.

Vanacker(e) Leonard – +01/01/1916 – °Langemark, 08-05-1839 – wonende in Sint-Jan – zoon van Louis Vanacker en Maria Theresia Descamps – echtgenoot van Lucia Provoost.

Vanackere Emerence – +14/12/1915 – °Langemark, 21-08-1867 – wonende in Zonnebeke – dochter van Leonard Vanacker(e) (voorgaande) en Lucia Provoost.

Dewilde Amand – +15/08/1917 – Bikschote, 29-03-1848 – wonende in Merkem – zoon van Francis (Alexander) Dewilde en Henriette (Henrica) (De)beele – echtgenoot van Sylvie Cailliez.

Roose Oscar – +10/09/1915 – °Bikschote, 06-04-1885 – wonende in Nieuwpoort – zoon van Henri Roose en Eugenie Ghemar – echtgenoot van Pharaïlde Vanhee.

Van al deze personen hebben we (digitaal) de overlijdensakte, met diverse gegevens. In alle gevallen werden die gegevens door ons aangevuld en zeer dikwijls gecorrigeerd door verder genealogisch onderzoek. Wie meer genealogische info wil, mag ondergetekende contacteren. Merk op: er is geen extra info over het verblijf van de overledenen in de Chartreuse.

Wat nu?

Menigeen zal vragen: En wat kan of moet er nu gebeuren? Het is bij dit project er mij – en allen die er de voorbije maanden bij betrokken geraakt zijn – zeker niet om te doen de weide te laten open ploegen, de 600 stoffelijke overschotten op te graven, en elders (waar?) een nieuw 'fatsoenlijk' graf te geven. Zelfs wie de huidige toestand schokkend vindt – het ontbreken van zelfs maar het minste grafteken, de manier waarop in de jaren 1950 de begraafplaats toegedekt werd, letterlijk, met weidegras,– zal toegeven dat zoiets onrealiseerbaar is. En ook niet wenselijk.

Is het een probleem dat heden ten dage paarden of runderen in de weide en op de begraafplaats stappen? Tja, waar nu pretpark Bellewaerde is aan de Meenseweg (Zillebeke), was er tijdens de Grote Oorlog een slagveld. Men hoorde jaren geleden Britten wel eens foeteren: “Hoe durven ze! Een pretpark op een slagveld!” Maar geleidelijk aan groeide het aantal dat repliceerde met: “De gesneuvelden die er wellicht nog liggen, zouden het misschien wel leuk vinden dat er nu kinderen spelen en pret maken...”.

Het verdwijnen van de begraafplaats in Neuville, al is het nog maar 60 jaar geleden, is recenter. Maar werd bij de aanleg van de A19 op het grondgebied van de gemeenten Zonnebeke, Beselare, Geluwe, Geluveld destijds niet door bulldozers en graaf- en nivelleringsmachines met bruut geweld doorheen de resten van gesneuvelden gegaan? Dat het allemaal in zijn historische, economische en sociale context geplaatst moet worden, is misschien een dooddoener, maar bevat waarheid. Wat gebeurd is, was onaanvaardbaar. Ethisch, juridisch, sociaal … De vragen kunnen gesteld worden wie destijds het initiatief genomen heeft om de begraafplaats in de weide te integreren. Of er dan geen politiediensten waren die het hadden kunnen verhinderen of bestraffen? Of een toenmalige burgemeester het oogluikend toegestaan heeft?… Het doet nù allemaal weinig ter zake. De toestand kan onmogelijk nog hersteld worden.

Maar is het niet mogelijk op een symbolische manier respect te tonen aan de daar begraven ongelukkigen? Aan hen die 100 en meer kilometer van huis, terwijl hun dorpen en woningen verwoest werden, er hoogbejaard of als kinderen overleden aan tyfus, Spaanse griep of andere ziekten. Misschien werd kort na de Grote Oorlog hier en daar een graf bezocht door familie... Al betwijfelen we dat, want niet iedereen had de middelen in die tijd; en de teruggekeerde overlevenden hadden zoals reeds gezegd wel andere zorgen: een nieuw bestaan opbouwen. 

Vlaanderen had de overledenen blijkbaar vergeten … Ook de Belgische overheid had geen belangstelling meer … En ook Neuville vergat de 'Belgen'. En kan het hun kwalijk genomen worden dat zij niet langer bereid waren de begraafplaats te onderhouden waar de Belgen dat eigenlijk hoorden te doen? En zelfs toen ze verdwenen was, was er geen haan die ernaar kraaide dat ze toegedekt was.

Het door Mevrouw Annick Lefranc opgestarte project is in een stroomversnelling geraakt. De concrete invulling van dit plan zal een aanvang nemen. En er zijn praktische lokale obstakels. (Welke, laten we hier even buiten beschouwing.) De zaak is sinds eind 2014 op een hoger plan getild. Gemeentelijk (Westhoek-burgemeesters zijn al ter plaatse geweest, in april 2015) en ook al op nog hoger niveau (Commissaris-Generaal WO 1 Paul Breyne en Consul-generaal Gregoire Cuvelier (Rijsel) hebben de begraafplaatslocatie ook al bezocht). En wie weet straks ook Frans-Belgisch interregionaal. Dat het tijd zal vergen. Juist … Maar dit cimetière oublié mag niet langer toegedekt worden.

25 juni 2015

Eindnoten

***

Dit artikel is in een enigszins andere vorm, en focussend op de Ieperlingen ook verschenen in Gidsenkroniek Ieper-Poperinge-Westland, jg. 2014 – 5 (nov. 2014, pp. 93-100), en met aandacht voor de Boezingenaars in De Boezingenaar, jg. 41, nr. 5 (sept. 2014, pp. 121-132). Ook in Aan de Schreve, Kring voor heemkunde Poperinge en omstreken, 45e jg. 2015, nr. 2 (pp. 11-29).

Het opzoekingswerk en dus ook het artikel zou er niet gekomen zijn, zeker niet in deze vorm, zonder de hulp van Gérard en Annick Lefranc (Boulogne), die de aanzet voor het onderzoek gegeven hebben, mij steeds gemotiveerd hebben om verder te doen en mij ook (digitaal) de 600 overlijdensakten bezorgd hebben. Verder was vooral ook de hulp van Joeri Stekelorum, (Koksijde), voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, afdeling Westkust, onmisbaar. Hij hielp in zeer hoge mate bij het doorworstelen van de 600 overlijdensakten en bezorgde tal van genealogische gegevens.

Nog even vermelden dat in de Chartreuse zelf sinds 11 april 2015 tot november 2018 een fototentoonstelling bezocht kan worden. Onderwerp : Quand la Chartreuse était belge. (Zie www.lachartreusedeneuville.org ) Dit gaat dus over de Belgische vluchtelingen in het algemeen, en niet specifiek over de overledenen.

We willen heel speciaal verwijzen naar een YouTube-filmpje. Op 6 sept. 2014 trok de Ieperse Vestingwerkgroep op dagexcursie naar Montreuil-sur-Mer, en maakte van de gelegenheid gebruik om, gegidst door Mevr. Annick Lefranc, de 'weide' in Neuville te bezoeken. Paul Lambert maakte er een 15 minuten durend filmpje.

https://www.youtube.com/watch?v=IT9K2DpJL7A

En wie de webpage wil bezoeken waarmee het allemaal begon, het artikel en de oproep van Mevr. Annick Lefranc, verwijzen wij naar: http://www.1914-1918.be/cimetiere_neuville.php

Verdere inlichtingen (bijv. individuele overlijdensakten) kunnen bekomen worden bij Aurel Sercu, Boezinge, tel. 057 / 42 27 25, e-mail aurel.sercu[at]telenet[dot]be