Siegfried Sassoon

Siegfried Sassoon kreeg vooral naambekendheid als schrijver van anti-oorlogspoëzie tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar had later ook veel succes als schrijver van proza over andere onderwerpen.
Hij studeerde in Cambridge, maar vertrok daar zonder af te studeren, aangezien hij meer interesse had in sport en poëzie. Hij verdeelde zijn tijd tussen het jagen op het platteland en het leven in Londen, waar hij een aantal kleine dichtbundels publiceerde, die overigens weinig succesvol waren. Zijn eerste succes boekte hij met The Daffodil Murderer, een parodie op 'The Everlasting Mercy' van John Masefield (1913).
Bij het uitbreken van de oorlog meldde hij zich aan bij het leger. Na een vertraging wegens een gebroken arm, opgelopen bij het paardrijden, vertrok hij in mei 1915 naar Frankrijk.

Sassoon wordt Luitenant en vol goeie moed trekt hij naar de oorlog. Hij gedraagt er zich moedig, zelfs roekeloos. “Mad Jack” was zijn bijnaam, omdat hij in raids en patrouilles de vijand onvervaard tegemoet ging. Als Einzelganger maar ook als teamspeler ging hij voor in het gevecht. Het maakte hem geliefd bij zijn mannen. Frank Richards, soldaat in het 2e bataljon van de Royal Welsh Fusiliers, waarbij Sassoon in het voorjaar 1917 diende, liet één van de weinige overlevenden van een raid die Sassoon had aangevoerd, getuigen:

Het was een echte buitenkans om hem de leiding te zien nemen. Hij was de beste officier die ik aan het werk heb gezien, sinds Mr. Fletcher sneuvelde, en het is vreselijk om telkens weer te zien hoe al die goede officieren sterven en gewond geraken, terwijl de rotzakken gewoon rond blijven hangen. Als hij het Victoria Cross niet krijgt voor deze stunt, dan ben ik een Chinees. Hij verdiende het deze ochtend” Richard voegt er aan toe:” Zo dacht iedereen erover die had deelgenomen aan de stunt, maar de enige decoratie die Mr. Sassoon kreeg was een verhakkelde schouder waar een kogel doorheen was gegaan. Hij was niet lang bij het bataljon geweest, maar lang genoeg om ieders respect te krijgen.” (uit Old Soldiers never die)

Hij raakt een tweede maal gewond wat een geluk bij een ongeluk is. Op die manier is hij niet aanwezig bij de Slag om Passendale. Hij ontving het 'Military Cross'.

 

Tijdens zijn herstelverlof  zag hij het gapende contrast tussen het front en het thuisfront.  En onder invloed van een aantal pacifisten, publiceert hij het volgende protest.

Uit mijn oorlog – De verklaring van een soldaat

“Deze verklaring is een daad van openlijk ongehoorzaamheid aan het militair gezag, omdat ik geloof dat de oorlog opzettelijk wordt voortgezet door diegene die de macht hebben hem te beëindigen. Ik ben een soldaat die het opneemt voor soldaten. Ik ben van mening dat deze oorlog, waaraan ik begon toen het een oorlog ter verdediging en bevrijding was, nu een oorlog van agressie en verovering is geworden (…) Ik heb het lijden van de troepen gezien en ook zelf ondergaan en ik kan niet langer bijdragen aan een voortzetten van dit lijden ten behoeve van doelstellingen die ik slecht en onrechtvaardig acht(…) Namens hen die op dit moment lijden, protesteer ik tegen het bedrog waarvan zij het slachtoffer zijn. Tevens denk ik dat ik behulpzaam kan zijn bij het wegnemen van de keiharde zelfingenomenheid van de meerderheid van de mensen thuis ten aanzien van het voortduren van deze kwellingen, waarvan zij zelf geen deel hebben en waarvoor ze niet voldoende verbeelding hebben om zich te realiseren wat het betekent."

Dergelijke taal in die tijd, was een ticket voor het vuurpeloton. Alleen had Sassoon een status van held verworven en een held die zoiets neerpent kun je wel niet ter dood veroordelen. Daarom wordt hij in het Craiglockhart War Hospital opgenomen voor een verplichte rust.  Op die manier kon men laten blijken dat hij wat verdwaasd was op het moment dat hij zijn protest schreef.

Hij ontmoette er de dichter Wilfred Owen, op wie hij grote invloed uitoefende en wiens werk hij ook na de oorlog in de belangstelling bracht. Hij kondigde aan verdere dienst te weigeren, maar voelde dat later toch als verraad van zijn medestrijders in Frankrijk. Hij werd naar Palestina gestuurd, vanwaar hij weer teruggestuurd werd naar Frankrijk. Daar raakte hij voor de derde keer gewond. Hij beëindigde de oorlog in de rang van kapitein.

Het werk Counter-Attack, verschenen in 1918 — voor de wapenstilstand, was het eerste deel in de anti-oorlogspoëzie en maakte grote indruk.

 

Wanneer hij in 1927 leest dat de Menenpoort ingericht is, dan wil hij daar naar toe.  Op 24 juli 1927 staat hij oog in oog met al die namen. Het valt hem enorm tegen dat de Menenpoort er niet uitziet als een rouwend monument, maar als een triomfboog.

Hij is op doorreis en ’s avonds in zijn hotel in Brussel schrijft hij zijn colère van zich af. Hij laat geen spaander over van de Menenpoort.

 

On passing The New Menin Gate

 

Who will remember, passing through this Gate,
the unheroic dead who fed the guns?
Who shall absolve the foulness of their fate,-
Those doomed, conscripted, unvictorious ones?

    Crudely renewed, the Salient holds its own.
    Paid are its dim defenders by this pomp;
    Paid, with a pile of peace-complacent stone,
    The armies who endured that sullen swamp.

Here was the world's worst wound. And here with pride
'Their name liveth for ever', the Gateway claims.
Was ever an immolation so belied
as these intolerably nameless names?
Well might the Dead who struggled in the slime
Rise and deride this sepulchre of crime.

 

 

 

 

 

Bij het passeren van de nieuwe Menenpoort

 

Wie denkt nog deze hoge poort passerend

Aan de niet roemrijke doden, het kanonnenvlees?

Wie wast de stank weg van hun lot, van hun vuil bestaan

Gedoemd, bijeengedreven, zegeloos, bevreesd

 

Brutaal herbouwd houdt dit Salient nu zelve stand

Voormalig voorpost onder vuur van elke kant

Zijn schimmige beschermers zijn met praal betaald

Met dure steen, van vrede zat en arrogant

Soldij voor wie verrot  is in verzopen land

 

Hier etterde de wereld het meest

En dat verwoord die trotse poort nu zo:

“Hun namen leven voort”

Liet ooit een  offerande zich zo zeer beschamen

Als door deze ondragelijke naamloze namen

Ach, stonden zij maar op, door strijd en slijk verslonden

Ten spot tegen die tombe, van de schande en de zonde.

(vertaling Piet Chielens)

Bronnen :

Wikipedia

Piet Chielens in

Grijsland – Citizens of Death’s Grey Land

In Search for humanity- De geschreven Oorlog – voordracht voor Vives Hoge School op 19 dec 2016